Varend ontgassen is een grof schandaal.
En er is weinig zicht op een snelle oplossing.
Harry Geerlings is Hoogleraar Governance van Duurzame Mobiliteit aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zijn werk richt zich met name op de Rotterdamse haven en op de scheepvaart. Vanuit zijn hoedanigheid is Geerlings goed op de hoogte van de problematiek rondom varend ontgassen door de binnenvaart. In dit artikel legt hij uit waarom varend ontgassen niet meer kan. Hij zegt ook dat de schippers zelf niet zo heel veel te verwijten valt. Verder schetst hij een helder beeld van de bestuurlijke wanorde, waarin iedereen op de hoogte is van het probleem, maar slechts weinigen overgaan tot actie. Ook de eerstverantwoordelijken, namelijk de ladingeigenaren, laten het afweten.
Binnenvaarttankers laten varend het restant van hun lading verdampen. De overheid grijpt niet in. Is het dan wel zo gevaarlijk?
De stoffen die in de lucht terechtkomen zijn wel degelijk buitengewoon gevaarlijk. Het is daarom heel raar dat het zo lang duurt voor er echt iets gebeurt om varend ontgassen te stoppen. Benzeen, waar we het met name over hebben, is een van de meest kankerverwekkende stoffen die er zijn. Ieder jaar komt er door varend ontgassen zo’n tweehonderd ton benzeen vrij. En niemand die er iets aan doet. Ter illustratie: toen bekend werd dat er bij opslagterminal Odfjell benzeen gelekt werd, stond de halve wereld klaar om er schande van te spreken. Het bedrijf werd min of meer in de ban gedaan en er werden Kamervragen gesteld. Uiteindelijk kwam Odfjell er genadig af: de Officier van Justitie eiste een boete van drie miljoen euro. Doorgaans gaan we in Nederland dus heel serieus om met de risico’s van gevaarlijke stoffen.
De binnenvaart komt er nog steeds mee weg. Hoe kan dat?
Dat kan omdat het zo ingewikkeld in elkaar zit. Het ligt voor de hand om de schippers aan te wijzen als de boosdoeners. Maar dit klopt maar ten dele. De sector heeft een nogal bijzondere structuur. Kijk: benzeen en stoffen die benzeen bevatten, worden met tankschepen vervoerd. Voor veel schippers die tevens eigenaar zijn van hun relatief jonge schip, is de situatie zeer knellend. Op nieuwe schepen zit vaak een enorme hypotheek. Schippers moeten zo veel mogelijk varen om inkomsten te krijgen. Daarnaast zijn er de grote rederijen met vaste contracten. Zo’n rederij heeft langlopende contracten met grote producenten.
De schipper is dubbel de klos: hij moet betalen terwijl hij intussen niet kan varen.
Daar komt een eigenaar-schipper niet tussen. Hij moet het doen met opdrachten van de handel. En omdat hij daardoor telkens met verschillende stoffen vaart, verplichten zijn klanten hem om met schone ruimen te komen voor iedere nieuwe lading. De kosten daarvoor kan hij op niemand verhalen. Legaal ontgassen aan wal kan overigens alleen in Moerdijk. Dat kost geld en het duurt ongeveer zestien uur om een schip gasvrij te maken. Bovendien moet de schipper daar eerst naar toe varen. De schipper moet dus betalen terwijl hij intussen niet kan varen. Dan wordt de verleiding wel erg groot om tijdens de vaart je luiken open te zetten en het residu te laten vervliegen in de lucht. Dat mag nog altijd op sommige plaatsen in Nederland, maar lang niet overal. Waar dan ook: varend ontgassen is schadelijk en daardoor buitengewoon onwenselijk.
Het feit dat er maar één ontgassingsinstallatie staat in Nederland, maakt het er niet aantrekkelijker op om aan wal te ontgassen.
Dat is de paradox. Je kunt varend ontgassen wel verbieden, maar zolang je geen mogelijkheden biedt om legaal te ontgassen, zet je de scheepvaart klem. Stel: je hebt gelost in Amsterdam en je moet naar Rotterdam voor een nieuwe lading. Onderweg, in Noord-Holland en Utrecht, is er geen enkele ontgassingscapaciteit. Omvaren via Moerdijk, waar de enige ontgassingsinstallatie van Nederland staat, kost samen met het ontgassen aan wal minimaal een etmaal. Schippers zijn echt niet allemaal boeven die het niet kan schelen wat er in het milieu terechtkomt. Maar vaak hebben ze simpelweg geen enkele kans om op een nette manier van het restant van hun lading af te komen. De facto zijn ze in overtreding, maar in de meeste gevallen is dat domweg omdat ze geen alternatief hebben. Rederijen die voor één opdrachtgever varen, hoeven hun tanks minder vaak te reinigen. Dat wordt ‘dedicated varen’ genoemd.
Je zou toch zeggen dat overheden – en dan niet alleen die van Nederland, maar ook Duitsland en België – de handen ineen moeten slaan om het wettelijk op te lossen.
De kiem van alle ellende is dat de lidstaten van landen langs de Rijn en Maas niet bereid zijn om met dwingende regelgeving te komen. Ze schermen nog steeds met het eeuwenoude verdrag van Mannheim, dat vrij verkeer over de Rijn garandeert. Ik heb sterk de indruk dat het economische belang van de binnenvaart bij de lidstaten prevaleert. Kennelijk moet het milieu daar voor wijken. De EU zou het dolgraag willen regelen, de regelgeving ligt notabene al vast in het CDNI-verdrag, maar de lidstaten waar het om gaat, staan te schoorvoeten als het op de implementatie aankomt. Dat is onbegrijpelijk.
Iedere vervuiler wordt in Nederland aangesproken op zijn gedrag. Maar de industrie kan al meer dan veertig jaar zijn gang gaan.
Als ik in Nederland een papiertje weggooi op straat, krijg ik een bekeuring. Ik betaal ook voor het scheiden van mijn huishoudelijk afval en voor het reinigen van mijn rioolwater. Iedere burger wordt in Nederland aangesproken op zijn gedrag. Maar de industrie, die ik als ladingeigenaar en productverantwoordelijke zie, kan gewoon zijn gang gaan. Ik vind dat een kwestie van onzorgvuldig bestuur.
Er is onlangs een nationale Taskforce benoemd die ervoor gaat zorgen dat de regelgeving van het CDNI-verdrag wordt ingevoerd. Ook de petrochemische industrie, de binnenvaart en de havens doen hier aan mee. Wat mogen we verwachten?
Dat weet ik nog niet. Als de wil er is, kun je dit snel op bestuursniveau tackelen. Het Rijk heeft tot nu toe weinig bijgedragen aan een oplossing. Sommige ambtenaren zitten al twintig jaar op het dossier en er is niets gebeurd. Varend ontgassen is het grootste schandaal van Nederland, maar door onbekendheid, strategisch gedrag en onwil laat de Nederlandse rijksoverheid het nog afweten. Precies om die reden zijn de provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht er zelf mee begonnen. Zij wilden niet langer afwachten. Zuid-Holland heeft een eigen taskforce en is druk in onderhandeling met alle partijen. Voor een bestuurskundige is dat een fascinerend proces om te aanschouwen. Want ik heb niet de indruk dat men in Den Haag denkt: zouden wij dit eigenlijk niet moeten doen?
Zelfs als het lukt om het bestuurlijk in beweging te krijgen, loop je tegen het probleem aan dat er geen toezichthouder is. In theorie is dit werk voor de milieudiensten. Maar die worden niet ingezet. Ze zijn niet eens betrokken bij de discussie. Daarom wordt er amper gehandhaafd. Handhaven heeft zin, want dan weet de schipper in elk geval dat het niet mag. Maar het gebeurt nauwelijks. De gevallen waarbij een boete is opgelegd voor illegaal ontgassen, zijn op de vingers van één hand te tellen.
Je moet dit echt op nationaal niveau aanpakken, met de hulp die je van iedereen kunt krijgen.
Ook als je wel handhaaft zijn er veel te weinig ontgassingsfaciliteiten. Bedrijven investeren er nog maar mondjesmaat in, omdat de markt niet weet wat er op bestuurlijk niveau verandert en wanneer dat gebeurt. Je moet dit echt op nationaal niveau aanpakken, met de hulp die je van iedereen kunt krijgen. Een nationaal en resoluut verbod op varend ontgassen kan ervoor zorgen dat de bouw van meer ontgassingsinstallaties commercieel interessant wordt. Ik word misselijk van het argument dat we op Europa moeten wachten. Het gaat hier om onze volksgezondheid.
Ligt de bal niet gewoon bij de partijen die het probleem veroorzaken; namelijk de petrochemische industrie en de vervoerssector?
Ik wil niet stoken, want ik erken dat de context van dit probleem echt heel ingewikkeld is. Maar op het vlak van verantwoordelijkheid is het juist heel overzichtelijk: de vervuiler betaalt. Dat gebeurt tot nu toe niet. Dat komt omdat de ernst van het probleem onderschat wordt en omdat de ladingeigenaren hun verantwoordelijkheid ontlopen. Iedereen weet hiervan! Stel dat uit onderzoek zou blijken dat bovengemiddeld veel binnenvaartschippers aan leukemie lijden. Dan komt er gegarandeerd een parlementaire enquête.
We onderschatten de ernst van het probleem. Daar profiteert de industrie van.
Ik weet dat er schippers zijn die hun gezin niet mee aan boord nemen als ze gaan ontgassen. Ook zonder de exacte risico’s te kennen, lijkt het me logisch dat de industrie, de handelaren en de reders hun verantwoordelijkheid nemen. Het is moreel en milieukundig gezien verwerpelijk dat schepen in dichtbevolkte gebieden als de Randstad hun schadelijke lading bij mensen de tuin in blazen. Zo simpel is het.
Als het op bestuurlijk niveau niet goed geregeld wordt, waarom komen de producenten dan niet zelf met een oplossing? Is het niet een kwestie van maatschappelijk verantwoord ondernemen?
Dat zou je zeggen. Ik denk ook dat we daar een deel van de oplossing moeten zoeken. Bedrijven als Shell en ExxonMobil, die buitengewoon kapitaalkrachtig zijn, hebben het formaat om de markt naar hun hand te zetten. Als zij met initiatieven komen, volgt de rest vanzelf. Toen minister Neelie Kroes in 1986 riep dat de zalm weer terug in de Rijn moest, dacht iedereen: waar begin je aan? Toch was het toen de chemische industrie zelf die zich realiseerde: we moeten iets doen, want we komen op termijn niet meer weg met die lozingen. Het gaat intussen een stuk beter met het Rijnwater, mede dankzij de industrie zelf.
Iedereen in de sector weet dat ontgassen schadelijk is, maar ze houden allemaal hun mond.
Daarom snap ik niet dat grote producenten, die zich op andere terreinen etaleren als verantwoorde ondernemers, hier zo weinig aan doen. Ze kunnen het zich gemakkelijk financieel veroorloven om dit probleem op te lossen. Voor de zeescheepvaart geldt hetzelfde: ze hebben de mond vol van duurzaamheid. Maar zolang ik nog hoor dat een als milieubewust bekend staande reder een van zijn kapiteins de opdracht geeft om een rondje te varen voor de kust tot de ruimen zijn ontgast, is al die maatschappelijke betrokkenheid een wassen neus.
Wat moet er gebeuren?
De schippers valt zo bezien weinig te verwijten, de provincies doen wat ze kunnen. Het zijn nu vooral het Rijk en de industrie die het laten afweten. Die twee moeten in beweging komen. Verder hebben burgers, en dan vooral de omwonenden van de rivieren en de havens, er recht op om te weten waar ze aan blootgesteld worden. Er moet veel meer onderzoek gedaan worden naar de risico’s en de gevolgen. Daarnaast willen we weten hoe en op welke termijn de overheid een beleid gaat implementeren dat aan deze parktijken een einde maakt.
Ook zonder onderzoek weten we dat het dom is om benzeen aan de lucht prijs te geven. Toen ik zestien was, werkte ik bij een overslagbedrijf in de haven. De overalls daar werden in benzeen gewassen. De vlekken verdwenen als sneeuw voor de zon. Dat was in de jaren zestig, intussen mag zoiets natuurlijk allang niet meer. We zijn dringend toe aan dezelfde houding ten opzichte van varend ontgassen. Met het inzicht van vandaag weten we dat we in een situatie zitten die vroeg of laat schade gaat veroorzaken. Aan die situatie moet zo snel mogelijk iets veranderen.
Teken de petitie!
En draag bij aan schone lucht!
Teken nu de petitie
Foto's en video's op deze website zijn uitsluitend bedoeld ter illustratie. Afgebeelde schepen hebben geen relatie met het onderwerp.